Tagarchief: column

Paus in de lift

Verschenen in De Standaard, 7 juni 2010

Het was een drukke dag geweest en ik wou zo snel mogelijk naar mijn kamer. Een late namiddag in Rome, op het nippertje nog een hotel gevonden niet al te ver van het Sint-Pietersplein, iemand die deze dagen – voor welke reden dan ook – in de buurt van het Vaticaan wil rondhangen, stelt vast dat in Italië de toeristische sector nog geen crisis kent. Ik wist dat het kamertje van vier op vier haar prijs niet waard was, maar wat doet een mens al niet voor een artikel.

Toen de enge lift tussen twee verdiepingen met een knerpende ruk bleef stilstaan, hoorde ik de man die achter me stond “Scheiße” zeggen. Ik keek vluchtig om, maar zocht snel de alarmknop en drukte. Er klonk één hol belsignaal, precies zoals ik me dat herinner van tram 7 die me in Gent naar school bracht en zijn halte verliet. Eén bel, ergens onder ons, hopelijk dicht genoeg bij de dikke man achter de kleine receptiedesk die daarnet nog ongestoord zijn krant zat te lezen.

Ik keek om en zag iemand die me in dit verre Rome niet als onbekend voorkwam. Die witte haren, de hese hoge “Scheiße”, zijn ouderdom, “Herr Ratzinger?” vroeg ik op goed geluk. Nou ja, geluk, ik zat nu niet bepaald op de Paus te wachten deze dagen, ik had de hele dag een lang gesprek met iemand die niet zo op hem gesteld was en dat laat natuurlijk ook sporen na.

Toen iemand van beneden iets naar boven schreeuwde, lachte de man kort en zei in het Duits: “Hij stuurt een technieker, maar er is veel verkeer. Ik hoop dat u geen dringende afspraak hebt?” Die had ik wel, met een dunne straal lichtbruin water uit de kleine douchekop en met het harde matras met groezelig dekbed.

“Roel,” zei ik en stak mijn hand naar hem uit. “Joseph,” zei hij en schudde wat oesterig en te lang. Toen ik hem vroeg of hij een dubbelganger was, mompelde hij dat een Paus niet mag liegen. Hij tekende met zijn duim een kruisje op de vier houten wanden van de liftkooi. “Biechtgeheim,” zei hij, “ik ben op weg naar mijn vrouw op kamer 31. Die is voor kort uit Duitsland overgevlogen om even bij te praten, en omdat Ursula nogal een grote mond opzet en het Vaticaan grote oren heeft…”

“Biechtgeheim heeft voor mij geen betekenis,” zei ik. “Trotzdem,” antwoordde hij op zoek naar een barst, een teken van vertrouwen, of wat daarvoor moest doorgaan. Ik moest kort leunen, scherpte mijn blik en pijnigde mijn hersenen… ik werd hier bijna zeker in de maling genomen.

“Uw vrouw?” vroeg ik. “Ja, ze stond vandaag op het Sint-Pietersplein, ik zag haar in het nieuws tussen alle andere vrouwen van priesters die opkwamen voor hun rechten. Ik had nochtans gevraagd dat niet te doen, maar wie ben ik?” Hij trok zijn neus op en vroeg: “En wat brengt u naar Rome? Uw geloof of uw niet geloven? Stoort het als ik even ga zitten?”

Hij klapte een stoeltje van de andere wand van de lift naar omlaag en liet zich zakken zoals alleen een oude, oververmoeide man dat kan, met een zware zucht na het neerkomen. “In zwart kostuum, zo zonder ornaat, zou u om het even wie kunnen zijn, ware het niet dat u zich de jongste maanden nogal in het nieuws hebt gewerkt,” zei ik. Hij keek me waterachtig aan en knikte. “Ik mis de schaduw,” zei hij zacht, “de lommerte van mijn studeerkamer en mijn boeken. Hoe veel kan een oude geestelijke zoals ik nog aan. Oostenrijker?” vroeg hij.

“Vlaming in Wenen,” antwoordde ik en liet me op de bodem van de lift zakken. Ik stond snel weer recht, ik wou niet moeten opkijken, daarvoor ontbrak me het respect. Toen ik na een korte stilte nogmaals op de gele knop drukte begon hij te lachen. “Maakt geen verschil, alles heeft zijn beloop, daar kan u, ja zelfs ik niets aan veranderen.”

“Het is dit ‘zelfs ik’ dat u gebruikt waarin het hele probleem gebakken zit,” zei ik, “ik hoop dat u dat begrijpt?” Hij dacht even na. “Ik voel wel dat u me niet mag, en daar hebt u waarschijnlijk alle redenen voor, maar kunnen we elkaar niet tutoyeren, de ruimte is te klein voor “u”, straks gaat de zuurstof nog uit aan “u”. Ik schreef in gedachten het woord “Paus” in mijn volgende column met een kleine “p”, die gedachte beviel me wel, ik had het eerder moeten doen. “Ik begrijp de haat, geloof me, ik begrijp de haat die ik op deze vierkante meter samen met jou moet inademen.” De paus had niet op mijn antwoord gewacht, misschien doen pausen dat niet, uit angst dat het antwoord hen niet bevalt.

“U zegt dat u de haat begrijpt,” zei ik, “waarom horen we dat dan niet? Waar blijft die verschrikkelijk luide schreeuw van verontwaardiging, de woede-uitbarsting die tot actie leidt? Waar blijft de nieuwe nederigheid, de hervorming waar de basis van de kerk om smeekt? Waar blijft een geloofwaardige volledige zuivering van het apparaat waar u aan het hoofd van staat? Waar blijft het antwoord op de vragen van de overlevers?”

Hij schoof ongemakkelijk heen en weer, haalde een nicorette uit zijn vestzak en bood er mij een aan. “Ik ken het leed van de slachtoffers waarover je spreekt,” antwoordde hij en slikte wat overvloedig speeksel weg. “Dat kent u niet.” Het tutoyeren lukte me niet. “Het zijn overlevers,” zei ik, “want de slachtofferrol hebt u zichzelf toebedeeld, door te proberen uit te leggen hoe het zover is kunnen komen en daarvoor begrip te vragen, door te spreken over ‘andere tijden’, door te proberen het gewicht van de kerk te minimaliseren en te claimen dat het in gezinnen veel erger is, veel vaker voorkomt, dus dat het in uw kerk nog zo erg niet is. Door geen concrete voorstellen tot compensatie te formuleren, door het onderzoek naar alle gevallen binnen eigen commissies te organiseren, door geen openheid te geven in alle dossiers en daders op een gepaste manier uit de kerk te verwijderen.

“Ik heb met slachtoffers gepraat,” zei hij luider. “Maar hebt u er ook naar geluisterd?” vroeg ik. Hij vroeg of ik dan precies wist wat ze willen? Of ik een duidelijke lijn zag in hoe ze geholpen wilden worden? Ik nam een in vier gevouwen blad uit mijn binnenzak en gaf het hem. Hij nam een bril en begon te lezen. “Excuses van de paus als hoofd van de kerk,” en las stil verder. Dan weer luidop “Excuses van de paus als Vaticaans staatshoofd,” gevolgd door stilte, “Openbaar maken van alle dossiers,” mmm, “Kerkelijk Recht ondergeschikt…”, “Burgerlijke meldpunten onder de controle van het gerecht….”, hij las zo’n vijf minuten in stilte verder. Hij vouwde het blad zorgvuldig langs de vouwlijnen dicht en stak het in zijn binnenzak zonder te vragen. Hij vroeg zich af waarom hem niemand ooit zo’n lijst gegeven heeft. “Wanneer heeft u er dan ooit naar gevraagd?” vroeg ik.

“En aan hoeveel klachten zitten jullie ondertussen in België?” vroeg hij en stak zijn bril weg. “Volgens mijn gegevens uit alle meldpunten, ook die buiten de Commissie, aan 951,” zei ik.

“Hoe tel je?” vroeg hij.

“Correct,” zei ik. Hij keek lang in mijn ogen en boog uiteindelijk het hoofd.

De lift schoot kort omhoog. “Elk beetje beweging in deze situatie is welkom,” zei de paus. “Zo is het met alles. Weet je dat Simenon ooit met Hitler in dezelfde Parijse lift zat?” vroeg ik.

“Ik hoop dat je daar niet te veel parallellen uit trekt?”

Ik zei dat ik mezelf nooit op het niveau van Simenon zou durven inschatten, en  hoewel hij begreep wat ik bedoelde, stak hij zijn hand uit en zuchtte: “Ik moet hier eens rustig over nadenken, maar onmogelijk is jouw lijstje niet.” Ik zei dat hij dat beter niet te rustig zou doen. Dat al te veel tijd is verlopen en de situatie er niet beter op wordt.

“Na het WM,” zei hij, “na het WM, ik krijg eerder niet al mijn mensen bijeen, ik moet hen ook wat rust gunnen. Kom je op 1 oktober ook betogen op het Sint-Pietersplein?” Ik zei dat ik zeker in de buurt zou zijn. “Goed, dan zien we elkaar hopelijk nog eens.”

Toen eindelijk de liftdeuren opengingen stapte hij diep voorovergebogen de gang in. Aan deur 31 draaide hij zich kort om. Hij haalde het papier uit zijn binnenzak en stak het als afscheid in de lucht. “Wanneer verschijnt het?” riep hij.

“Hopelijk voor het WM!”

Ik liet zijn biechtstoel voor wat hij was en nam de trap naar mijn verdieping. Te veel lift in Rome is voor niemand goed!

P.S. Op 11 juni 2010 (vier dagen na het verschijnen van deze column) vroeg de paus in naam van de kerk vergiffenis voor het pedofilieschandaal tijdens een eucharistieviering in aanwezigheid van 15.000 priesters op het Sint-Pietersplein in Rome.

P.P.S. Op 28 februari 2013 trad deze paus af. In de hoop hem snel te vergeten.

Reacties uitgeschakeld voor Paus in de lift

Opgeslagen onder De Standaard, Essays

“Torfsen”: overgangk. werkw.; torfste, h. getorfst

Verklaring: de via de media opgebouwde zelfopenbaring inzetten voor een politiek doel

Antoniem: onttorfsen

Etymologische oorsprong: terug te leiden naar een professor kerkelijk recht aan de Katholieke Universiteit Leuven in de vroege jaren van de 21ste eeuw, die zich afvroeg wie anders de wereld zou redden.

Dat we gaan stemmen op 13 juni heeft ondertussen ook de Oostenrijkse pers met de nodige ironie becommentarieerd, ze begrijpen ons land hoe dan ook niet meer. Ze hadden zich dan de moeite getroost om de Oostenrijkers in geuren en kleuren uit te leggen hoe het BHV-probleem in mekaar steekt, ook die moeite lijkt nu tevergeefs. Vooral de hardnekkige vraag primeert, hoe een land als het onze ooit met enige politieke geloofwaardigheid het Europese Voorzitterschap kan waarnemen twee weken na de nieuwe verkiezingen. Hoe wordt ondertussen dat vacuüm ingevuld?

“Gewoon,” zegt een Weense vriend redacteur bij een Oostenrijkse krant, “zoals het in België altijd gaat: ook zonder regering lijkt alles normaal door te lopen, dus geen angst, België en de Belgen redden zich wel, ook dit keer.”

De afstand tot mijn geboorteland is te groot, de lokale interesse te klein, om mijn gastland uit te leggen hoe de nieuwe politieke kopstukken opduiken bij de samenstelling van de lijsten. Hoe oudgedienden zich terugtrekken omdat ze zich door hun eigen partij op een zijspoor gezet voelen. De Torfsen, Bracke’s en andere professoren of leden van de Vlaamse intelligentsia die zich plots geroepen voelen om “een nieuwe dialoog op gang te brengen”, de “moeilijkste beslissing uit hun leven nemen”, of “voor nieuw bloed” willen zorgen, halen buiten onze grenzen het nieuws niet. Randverschijnselen hebben zo hun beperkte impact. Zij het kerkgebonden professoren, Loge-gebonden journalisten, NGO-gebonden professoren, zonen van ex-ministers, in de Belgische politiek heerst nu eenmaal amper eb en vloed, kabbelend water maakt geen golven.

Dat de splitsing tussen kerk en staat in België stilaan als een constitutionele grap te begrijpen is, is zelfs hier in Oostenrijk wel bekend. Ze zijn hier met name in hetzelfde bedje ziek.

Rik Torfs weert zich in zijn wijwatervat met – nu al – herkenbare clichés, zijn eigen clichés trouwens, waardoor alles wat hij na zijn eerste ‘coming out’, braaf gezeten naast zijn schoolvriendinnetje en voorzitster van de partij, nog te vertellen had ontaardt in pure herhaling. En het verhaaltje is dun, de herhaling brengt niets nieuws. Zijn tekst is geschreven, zijn houding is bepaald, zijn tweede plaats op de lijst verzekerd, zijn broodje gebakken, zijn rijkelijk pensioen gegarandeerd, zelfs de zakkerigheid die hij in de pluche zetels van de Senaat meebrengt, hangt nu al als een gouden kroontje rond zijn hoofd. Zijn aura glanst niet meer, het wordt gewoon meer van hetzelfde: een korte verondersteld grappige zin, en half verdraaide leugen (“nee, ik ben op dit moment niet in gesprek met de partij”), een tussendoorse aanbeveling voor zijn nieuwe boek, de zaken lopen goed.

Er schuilt een bepaalde naïviteit in de veronderstelling dat iemand zo maar van universitaire autoriteit naar politieke autoriteit kan overstappen. Dat zijn bijdrage aan de maatschappelijke discussie die hem als professor nog een respectabele geloofwaardigheid gaf, als verworven mee overstapt in het lome politieke halfrond tot wat de Senaat sinds lang verworden is.

Rik Torfs’ erudiete geloofwaardigheid was tot voor kort gebaseerd op de wetenschap dat de man aan een zijlijn stond die hij zelf getrokken heeft: dicht genoeg bij het onderwerp kerk om als professor te kunnen functioneren, ver genoeg weg van het onderwerp politiek om een nog net aanvaardbare zelfbepaalde ‘neutraliteit’ te kunnen claimen in woord en tekst. Van iemand die van de veilige zijlijn op het voetbalveld springt om te kunnen meespelen, is verondersteld dat hij een voetballer is. Iemand die zich daaraan waagt in de overtuiging dat hij echt kan spelen, laat zich niet opstellen in een uitgespeelde ploeg zoals de Senaat, die gaat dan open en bloot in de actieve politiek waar het af en toe warm wordt, waar niet alleen stelling wordt genomen of dialoog op gang gebracht, maar ook geprobeerd wordt te beslissen. Lukt vaak niet, compromissen vormen is een moeilijke stiel, zeker in een land als Belgiê. Maar men moet zich nat maken, doorzetten, midden in het politieke bad springen, zelfs als men weet dat af en toe iemand verdrinkt.

De stap van de zijlijn naar het veld vereist een metamorfose. Zoals de nimf Daphne die in een laurierboom veranderde, Actacon die een hert werd na het zien van de naakte godin Diana. Een professor kerkelijk recht blijft een professor kerkelijk recht, van metamorfose kan hier geen sprake zijn, zeker niet als we de vele repetitieve interviews beluisteren en lezen die zijn stap vergezellen. De rups heeft zich niet ontpopt tot een frisse vlinder, en zal dat ook niet doen. Daarvoor is de Senaat trouwens de verkeerde waardplant voor Rik Torfs.

Reacties uitgeschakeld voor “Torfsen”: overgangk. werkw.; torfste, h. getorfst

Opgeslagen onder De Standaard

Als Rik Torfs de passie preekt…

Ik hou van Rik Torfs. Ik heb het hier al vaker over hem gehad, in de zijlijn dan, want als hoofdonderwerp zorgt hij genoegzaam voor zichzelf. Elke week, in deze krant.

De heer Torfs heeft beslist niet meer mee te spelen in de slimste mens en dat siert hem. Het werd wat pijnlijk op de duur, spontane invallen kleven bij hem beter op papier dan in de ether. Hij heeft ook beslist niet in de politiek te gaan, dat siert hem nog meer, want hoeveel Heren kan men dienen zonder (geloof)-waardigheid te verliezen.

Nee, geef mij maar de professor columnist. Beheerste gevatheid, overdacht geformuleerde zinnen, af en toe een onderwerp dat boeit, dat is wat zijn roeping is, naast zijn andere natuurlijk.

Ik zat ook al een paar dagen op zijn jongste column te wachten, het is december en bijna kerst, de professor heeft het in deze heilige periode wel vaker over geloof. Context is alles. En de professor wordt – net als ik – een dagje ouder, dat blijkt uit de regelmatige verwijzingen naar vroeger, toen alles beter was, duidelijker en met minder twijfel, toen discussie werd vermeden en alles werd aangenomen omdat een hogere autoriteit het had gezegd. We zijn allemaal gevolg van onze opvoeding, of we daar gelukkig mee zijn of niet. Echte revolte is niet meer van deze tijd, gelukkig kunnen hij en ik er over schrijven, er moet geen bloed meer vloeien, onze inkt volstaat.

Maar de professor wordt naar het jaareinde wat moe. De pen schiet soms eens wat verder uit, de opgebouwde redenering wil niet sluiten, dan klinkt zelfs een professor wat meer simplistisch dan normaal. We nemen het hem niet kwalijk, schrijven is harde arbeid, inspiratie schaars en volgehouden gevatheid een vak.

Voor wie zijn jongste column voor Kerst nog niet gelezen heeft: warm aanbevolen. Het is een les in nostalgie, een zorgvuldig verstopt verdriet over de teloorgang van het Godsgeloof en een reductie van het spanningsveld tot een simpele indeling in geloven en niet geloven, herleid tot denken en niet meer denken. Voorzichtig als hij is omsluiert hij zijn verdriet met de nodige zalving, de professor wil niemand kwetsen, er zijn ook goede mensen die niet geloven. En omdat hij wat moe wordt gaat hij niet in op ontvoogding, emancipatie van gedachten en zelfstandige mensen die voor zichzelf willen denken, hij heeft het niet over geloven buiten het kader van zijn kerk, zonder dogma’s en de “onuitroeibare christelijke zakkerigheid”. Mooi woord, ‘zakkerigheid’ en toepasselijk ook. Hij gaat niet in op de oneindige lijst van eigenlijke en feitelijke redenen van het geloofsverlies, op ontgoocheling in de kerk, op de twijfelachtige reputatie van sommige van Gods dienaars, op de dagelijks waarneembare intolerantie die de gelovigen uit Gods kerk verdrijft. Hij vermijdt te schrijven dat ongelovigen zo worden genoemd omdat er gelovigen zijn. Wie heeft het woord uitgevonden?

Nee, hij maakt het zich iets gemakkelijker.

Hij vergelijkt het verlies van geloof met het verlies van de liefde, ik begrijp het beeld wel, niet de intellectuele oneerlijkheid die er achter schuil gaat. Hij groepeert alle ongelovigen veilig geschaard achter de maatschappelijke mainstream van niet denkende burgers alsof ze met hun niet geloven een gemakzuchtige oplossing hebben gezocht, ergens willen bij horen zolang het maar niet tot het katholicisme is.

De vrije mens heeft ondertussen begrepen dat geloven niet langer een plicht is maar een recht. Iets wat niet geloven altijd al geweest is.

Reacties uitgeschakeld voor Als Rik Torfs de passie preekt…

Opgeslagen onder De Standaard

Pril en geil… a Dutchman in Gent

Ik was een weekendje in Gent. Gent is altijd verfrissend, vooral als eind november alle straten opengebroken liggen en het zo hard regent en waait dat vele toeristen met heel veel moeite en duidelijke spijt over de vooruit betaalde citytrip hun regenscherm proberen in te halen.

Het koppel dat naast me zat in De Maegd van Ghent was duidelijk even fris als Hollands, en zat met de knieën verstrengeld op twee hoge barkrukken Corona te drinken. Dat kan in dit café niet aan een gebrek aan keuze liggen, het Mexicaanse bier in Belgische handen kan dan wel lekker zijn, een alternatief voor onze Duvel, Leffe, Westmalle en enkele honderd andere echte Belgische bieren is het op een druilerige avond zoals deze niet. Maar wat exotisch is voor onze noorderbuur moet niet noodzakelijk exotisch zijn voor ons, zij zijn al blij in Gent te zijn, het buitenland ligt soms dichtbij.

Ik speurde die prille onwennigheid tussen twee mensen die nog op zoek zijn naar de bevestiging dat ze wel bij elkaar zouden kunnen passen, de ‘voorwaardelijkheid’ zit nog als derde persoon bij hen aan tafel, aftasten is een subtiel spel van geven en nemen, van testen en getest worden, in de wetenschap dat beiden hetzelfde doen. De glimlach als reactie is eerder afwachtende bescherming, een blijk van hoop dat vertrouwen zich stilaan mag nestelen waardoor de ‘voorwaardelijkheid’ opstaat en naar buiten gaat.

Ik zag wel dat het haar stoorde, dat constant op en weer wippen met zijn linkerbeen, onbedwingbare zenuwen verworden tot een tic.

Ze deden het echter goed, ook na de derde Corona en wat strelen over en weer en spijts het feit dat hij af en toe een stukje droge snot bekeek dat hij zorgvuldig uit zijn neus had gedraaid.

Ik had hoop, hier zat een potentieel paar verliefd te worden, zin na zin, blik na blik, vingertoppen kunnen vliegen als het moet. De zijne toch, bijna alle twee minuten over de toetsen van zijn gsm, wanneer het schermpje oplichtte en een schriel gepiep door de grijze lucht van het café sneed.

Het was echter toen Hans, de wat klein uitgevallen Nederlander, iets tegen Marijke zei wat ik niet kon verstaan dat de betovering plots verbroken leek. Marijke stond rustig recht, stopte haar gsm en pakje sigaretten in een kleine handtas, dronk haar flesje Corona met schijfje limoen in een slok leeg, trok haar minirok wat naar beneden en stapte op.

Hans bleef zitten, alsof hij daar de ganse avond al alleen had gezeten.

Of ik dat nu begreep? vroeg hij wat verveeld. Ik antwoordde dat ik niet had gevolgd wat gaande was.

“Gewoon omdat ik haar vroeg of ik een filmpje van haar mocht maken, een geil, in haar blootje op de kamer van ons hotel!” zei hij nogal verontwaardigd. En na een paar slokken bier sloot hij af met “Preutse kut!”

Ik was wel zeker dat Marijke gelijk had op te stappen en dat ze het ruimschoots zou overleven, dus ging ik haar niet achterna. Iets waartoe ik af en toe nogal de neiging heb. Dat ze ergens anders zou slapen dan gepland wist ik wel zeker. Pril en geil pasten voor haar vanavond niet zo samen.

Ik bestelde een “Mort Subite” voor Hans voor ik naar buiten ging en legde nog pasgeld toe voor een tweede. Je moet mannen die afgewezen worden en niet begrijpen waarom soms een handje toesteken.

Reacties uitgeschakeld voor Pril en geil… a Dutchman in Gent

Opgeslagen onder De Standaard

Vraag zonder antwoord

Mijn dochter van vijf vroeg me gisteren wat er met ons gebeurt als we dood zijn.

Een wat grote vraag uit een kleine mond. Een nogal grote vraag uit om het even welke mond. Omdat ik niet snel genoeg antwoordde drong ze ongeduldig aan waardoor ik me plots in een hoek gedrongen voelde.

Ik heb de neiging aan te nemen dat zo’n vraag op een rustig antwoord wacht, in een gewisse intimiteit van de woonkamer, aan de rand van het bed of tijdens een lange wandeling in het bos. Ik wil mijn gedachten correct formuleren, voorzichtige nuances leggen, alle mogelijkheden verpakken in een paar zinnen met zin.

Dat wil met een vijfjarige niet zo lukken, voor haar ben ik het orakel dat toch altijd op alles een antwoord heeft, snel en duidelijk, gemakshalve soms een halve waarheid als het niet anders kan, maar daarvoor is haar vraag te existentieel, mijn antwoord te belangrijk, hoewel ik haar dat niet kan uitleggen.

En ze stelt de vraag terwijl op de achtergrond joelende kinderen, dartele vriendjes die met haar poppen en kinderwagen mogen spelen, luidruchtig mijn concentratie verbreken en dus mijn antwoord te lang op zich laat wachten.

Ik zei dat ik daar eerst even moest over nadenken en daar later – als alles wat rustiger was – zou op terugkomen. Terwijl ze wegliep riep ze: “zoek het dan op in het internet!”

Reacties uitgeschakeld voor Vraag zonder antwoord

Opgeslagen onder De Standaard

Ook dochters worden dertig…

… zelfs mijn oudste, en ik weet wat het voor haar betekent, ik kreeg daar druppelsgewijs wat inzicht in.

 

Het heeft te maken met keuzes, want wat achter haar ligt wordt stilaan omvangrijk genoeg om de vraag te stellen hoe het verder moet. Dat doet een mid-vijftiger als vader wat minder. Daar denkt een twintiger  hoe dan ook nog niet aan.

Maar een dertiger voelt de druk, vanwaar die dan ook mag komen, misschien het meest nog van zichzelf, en wil stappen zetten, beslissingen nemen, plannen en doorgaan.

 

Haar geboortejaar herinner ik me als gisteren.

De diplomatische relaties tussen China en de USA werden geformaliseerd. Pol Pot en de Khmer Rouge worden omvergegooid door de Vietnamese troepen, en de Shah van Iran moet naar Egypte vluchten. Santa Lucia verklaart zich onafhankelijk van Groot-Brittannië en er wordt een vredesakkoord getekend in Washington tussen Anwar al-Sadat, Menachem Begin en Jimmy Carter.

 

Sadam Hussein wordt president van Irak. Israël en Egypte tekenen het “Camp David” akkoord en John Wayne sterft aan longkanker terwijl Moeder Teresa de Nobelprijs voor de Vrede krijgt.

Het is het jaar waarin Margaret Tatcher als eerste vrouw Eerste Minister van Groot-Brittannië wordt en “Alien” de bioscopen verovert. De eerste “Walkman” verschijnt in de winkels terwijl het ruimtestation Skylab terug naar de aarde komt. De Sandinisten gooien het Somoza regime overboord in Argentinië, een maand later sterft Lord Mountbatten door een bomaanslag van de IRA in Sligo. Een dag later ontploft zelfs een bom van de IRA op de grote markt in Brussel. De Nato opperbevelhebber Alexander Haig ontsnapt in datzelfde Brussel aan een aanslag van de Baader-Meinhof Groep. In Zweden mogen ouders hun kinderen niet meer lichamelijk straffen terwijl twee families uit Oost-Duitsland met een ballon naar het westen vluchten.

 

De paus kust als eerste paus de grond in de USA, Nelson Rockefeller sterft aan een hartaanval, niet omwille van de paus.

En wie dacht dat autobouwers pas nu in crisis zijn, Chrysler vroeg de US regering 1 miljard steun om niet failliet te gaan. Geschiedenis herhaalt zich.

Bokasa I verdwijnt van het toneel, Panama krijgt het Panamakanaal terug van de US, en Namco brengt het spelletje Pac-Man op de markt in Japan.

Rhodesië wordt Zimbabwe en de eerste Europese Ariane raket wordt gelanceerd.

 

De eerste Post-it notitieblok wordt uitgevonden en tweehonderdduizend mensen eisen tijdens de eerste “Gay Rights March” in Washington het einde van sociale, economische juridische en wettelijke onderdrukking van homo’s en lesbiennes. Dat doen ze vandaag nog altijd. Overal, soms met succes, soms zonder. België heeft een pioniersrol gespeeld op dit vlak, Oostenrijk keurde slechts (uitgerekend) deze week het homohuwelijk goed in het parlement. Maar toch nog eens met een beperking opgedrongen door de ÖVP (onze CD&V): er mag niet gevierd worden op de burgerlijke stand dat is nog altijd een hetero privilege, het officiële huwelijk wordt verwezen naar de plaatselijke districten. Adoptie komt niet in vraag, geen kinderen voor deze mensen. Schijnheilige vooruitgang.

 

En ik herinner me haar geboortejaar nog als gisteren omdat dat alles in 1979 allemaal aan mij voorbij  is gegaan. Want mijn oudste werd geboren. Wat is er meer wereldschokkend voor een vader dan een dochter?

Ik wens haar vanuit Wenen een gelukkige verjaardag.

Met de boodschap dat nogal wat vrouwen van veertig en zelfs vijftig me verteld hebben dat dertig worden nog zo erg niet is.
Dus, relax en geniet.

Reacties uitgeschakeld voor Ook dochters worden dertig…

Opgeslagen onder De Standaard

Wat heeft Maria met een Ambassade gemeen?

Ik had vanavond 47 bezoekers meer op mijn website dan normaal.

Fijn, denk ik zo, er zijn nog mensen die me googelen of die me al kennen en wat meer over of van me willen lezen. De statistieken hebben uitgewezen dat van zodra ergens in een van mijn columns het woord “België” in combinatie met “Ambassade” staat, plots een IP nummer opduikt dat met een meer dan normale interesse de website bezoekt. Zevenenveertig keer, om precies te zijn.

Voor alle duidelijkheid: als ik als vrij mens vrij mag schrijven wat ik wil, mag iemand anders als vrij mens googelen wat die wilt. Elk bezoek is welkom, mijn weekend kan niet meer stuk.

Ergens moet binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Brussel iemand ofwel de opdracht gekregen hebben blogs en columns met vermelding van “Ambassade” op te volgen, of ik heb een fan. Hopelijk een ijverige Vlaamse schone die graag leest wat ik schrijf. Hoewel… ik heb daar niet het volste vertrouwen in.

En de reden waarom ik daar niet zo veel vertrouwen in heb is de code “Rippers 0”.

© Mira Willi

Ik weet het, het zei me ook niets, tot ik er wat research naar deed. Het betekent dat de server van het Belgisch Ministerie van Buitenlandse Zaken een programmaatje gebruikt om (delen) van de website te downloaden, voor welk doel dan ook. Niet gewoon een tekst printen, het gaat om het downloaden van delen van een hele website. Ik wens – nu ik de kennis heb – nog meer dan ooit dat een ijverige Vlaamse schone zich daarmee bezig houdt, anders moet ik me zorgen maken. Zevenenveertig keer, tussen 09:54:53 uur en 15:28:39 uur. Ik ben wel zeker dat, mocht het geen vrijdag zijn vandaag, het nog iets langer had geduurd.

Wat dat alles compenseert is als ik zie dat iemand van de Katholieke Universiteit Leuven me bezoekt. Ik stel me daar dan altijd onze Rik bij voor. Dat hij een programmaatje heeft dat hem verwittigt als ik over ‘Maria‘ of ‘God’ schrijf en dat hij zo alsnog bij mij terecht komt. Want mocht Rik me bezoeken, dan kan mijn weekend helemaal niet meer stuk.

Gelukkig wordt de avond afgesloten door drie bezoekjes van een IP nummer dat ik heel goed ken. Ik geef haar straks een zoen, sluit ook de drukke week af en kruip met haar onder de donsdekens. Kwestie van evenwicht. Kwestie van overleven, toch?

En alleen voor de zoekmachines: hier een paar tags: Maria, God, Ambassade, Wenen, België, Rik, Ministerie van Buitenlandse Zaken, de jongste tekening van mijn dochter en prettig weekend!

Reacties uitgeschakeld voor Wat heeft Maria met een Ambassade gemeen?

Opgeslagen onder De Standaard

Ik heb vandaag de Heilige Maria gezien…

Ik heb vandaag de Heilige Maria gezien. De Maagd bedoel ik. Zij mij ook.

Ik was op weg naar de supermarkt, zoals meestal op vrijdagnamiddag, ingeduffeld met sjaal en warme jas, als het wintert moet een mens zich beschermen. Er ligt van alles op de loer. Een Mexicaans griepje, een sluipende etterende angina of begin van een longontsteking, verantwoordelijkheid over het eigen lichaam groeit met de leeftijd.

Ze was me niet onmiddellijk opgevallen zoals ze daar stond, wat afzijdig en beschut in de plooi van het portiek, geleund tegen de glazen wand die bij het openschuiven van de deuren een paar millimeter meegaf en trilde. Ik had haar waarschijnlijk niet onmiddellijk herkend omdat ze normaal gekleed was, niet zoals ik van Maria zou kunnen verwachten, geen edel blauw lang linnen kleed met gouden bies, geen fijne sandaal uit lichtbruin leder die een bruingebrande voet omsluit, geen ragfijne zijden sjaal gesluierd om de zwarte lokken. Het is winter!

Het was de aura die me trof. Niet het soort zwevend kransje, niet het gouden aureool, niet de suggestie van heiligheid die ik van de prentjes ken. Ze had geen aura aan de ingangsdeur van de supermarkt, ze was aura, een en al aura.

Ik schatte haar ongeveer achttien, hoewel ik weet dat verschil in leeftijd ook het inschatten ondermijnt. Een man van mijn leeftijd heeft referentiepunten, vriendinnen, dochters, vriendinnen van dochters, en peilt meer op gevoel, verstand komt op de tweede plaats. Ik vond de situatie plots wat onwennig worden, tenminste voor mij, ik was het die al meer dan een minuut naar haar stond te staren en dat is lang voor een wat oudere vent die een meisje fixeert die zijn dochter kon zijn. Hoewel zij daar geen last scheen van te hebben, haar open gezicht waarop een gladde onschuld in een warme blik gebonden lag, haar houding waaruit geen enkele verwachting sprak, de vanzelfsprekendheid waarmee ze daar in haar hoekje stond, bijna nonchalant, als ik dat woord voor een heilige mag gebruiken. Ik was de voyeur. Zij zou dat nooit kunnen zijn.

Ik stapte licht verward door de glazen deur, keek nog kort om, stak een euro in de gleuf van de inkoopwagen en opende de rits van mijn jas. De warmeluchtinstallatie  bracht me terug naar mijn inkooplijst en ik vulde snel en systematisch mijn kar, ik weet hoe de rekken van een warenhuis worden gevuld.

Het kwam aanvankelijk als een shock – ergens tussen de wasmiddelen en de luiers – te begrijpen  dat ik onbewust toch een voorstelling van Maria had voor ik haar in levende lijve tegenkwam. Ergens is een beeld binnengeslopen dat ik niet heb afgeweerd. Een beeld van de veronderstelde moeder van God, de God die zo ver weg is, de theoretische zoon waarover ik wel wil discussiëren, waarover ik alles lees wat geschreven wordt, maar ook de God die puur onderwerp is, lijdend voorwerp misschien, maar daar houdt het op. Belijdenis is voor anderen.

Maria is oké. Zij zou nog kunnen, zeker zoals ze daar stond in het portiek. Het beeld is niet onaangenaam, de jonge vrouw heeft wel wat, de aura bedoel ik, die ik vandaag heb vastgesteld.

Ik krijg de lijst niet afgewerkt. Een boodschappenlijst leest anders tijdens het winkelen dan wanneer ze wordt opgesteld. Heb ik nu echt al deze dingen nodig of kom ik nog eens langs als de nood echt hoog is? Hoeveel keukenrollen moet ik in reserve hebben, en toiletpapier gaat snel maar met minder kan het ook. Misschien gaan we morgen wel uit eten en kook ik niet wat nu in de kar geschoven wordt?

Maar vanwaar plots die twijfel? Ik twijfel zelden, toch nooit tijdens de wekelijkse inkopen op vrijdag. Doch vandaag overvalt me twijfel die ik niet anders dan met Maria in verband kan brengen.

Mariologie is niet mijn sterkste punt en toch kan ik zeggen dat ik haar ken. Anders had ik haar niet herkend. Tussen de rayon conserven en hondenvoer heb ik een vrije blik op waar ze staat. Ze heeft haar linkerbeen opgetrokken en leunt met een voet achteloos tegen de muur. Hoewel ik Maria ook nooit achteloos zou willen noemen. Een vrouw die een Jozefshuwelijk aangaat weet waar ze mee bezig is. Die heeft nagedacht, berekend of niet, maar die staat niet losjes met een opgetrokken been tegen de zijmuur van een supermarkt.

Of ze me over God mocht vertellen, vroeg ze nadat ik had afgerekend. Ze stond kaarsrecht, straalde een perfecte mond tanden bloot, ademde een rust uit die ik sinds lang niet meer kende. De lucht, de paar centimeter ruimte tussen ons vibreerde, ik kon de zware inkooptassen niet meer dragen en zette ze langzaam naast me neer. Ze zoog mijn blik en bedwelmde mijn gedachten.

“Mag ik met jou over God praten, heel even maar?”

Zong ze of praatte Maria altijd zo?

“Over jouw zoon?” vroeg ik aarzelend.

“Als je het zo wilt zien, dan vertel ik je graag over mijn zoon,” zei ze minzaam.

Waarom ze daar behoefte aan had, vroeg ik en probeerde een houding te vinden die bij de Heilige Maria past.

“Misschien heb jij daar behoefte aan,” zei ze zonder vraagteken op het einde van haar zin.

Was er iets aan mij waaruit dat bleek? Had ik vanmorgen in de spiegel iets over het hoofd gezien dat voor Maria een teken was om me aan te spreken? Misschien zag ze dat ik moe was, of dat ik de trivialiteit inzag van het winkelen op een drukke vrijdagnamiddag, maar dat is nog geen reden om met mij over God te beginnen. Of zag ze dingen die ik nog niet wist? Er zijn immers zieners, ze kijken kort diep in de pupillen van je ogen en zeggen dat je binnenkort zult sterven. Kanker of levercirrose, hartaanval of hersenbloeding, vanaf een zeker leeftijd, weet je wel?

Ik had daar alvast geen behoefte aan. Ik praat zelden over God, eigenlijk alleen als me daar naar gevraagd wordt. Zoals toen ik mijn verblijfsvergunning invulde in het overdrukke kantoor op de vijfde verdieping van het districtgebouw in Wenen en gevraagd werd alsnog mijn geloofsovertuiging in te vullen. Toen dacht ik kort aan God, heel kort, eerder om hem uit te sluiten dan als een optie.

“God is geen optie,” zei ze vriendelijk maar vastberaden.

Nee, God is geen optie, ik was verrast dat ze wist waaraan ik dacht, maar ik was het ook duidelijk met haar eens.

“Een zoon is geen optie,” ging ze door, “die wordt geboren, groeit, valt en staat op, wordt volwassen en sterft. Behalve één.”

Hoe een woord voor mensen een andere betekenis kan hebben, dacht ik terwijl ik de boodschappentassen optilde en aan haar jong gestorven zoon dacht. Ik vertelde haar hoe ik noemde, zei dat we elkaar waarschijnlijk altijd in alles anders zouden begrijpen en wenste haar een fijne avond. “Diepvriesproducten,” voegde ik er nog aan toe met mijn hoofd wijzend naar de tas in mijn linkerhand.

Ik wachtte om te zien of ze nog iets te vergeven had. Een wereldtijdschrift of daklozenblad, de Toren of een zegen, mijn zonden misschien. Ze schonk me een milde warme lach.

Toen ik me na drie onzekere stappen kort nog even omdraaide, was ze weg.

Ik stak twee straten verder de sleutel in de voordeur van mijn huis toen iemand achter me vroeg: “Heeft u misschien mijn moeder gezien?”

Ik keek geschrokken om, maar zag Niemand.

“Ze stond daarnet nog aan de supermarkt,” zei ik luid tegen Niemand en nam de lift naar boven. Toen de liftdeur in de grendel klikte en de kooi begon te stijgen, leek het alsof die nooit meer zou stoppen.

Reacties uitgeschakeld voor Ik heb vandaag de Heilige Maria gezien…

Opgeslagen onder De Standaard, Essays