Maandelijks archief: juni 2010

Verstand auf null, Blick auf unendlich

Ich weiß jetzt, was los ist. Es hat mich lange beschäftigt und ich habe noch länger darüber nachgedacht, aber Österreich ist eingeschlossen von acht Ländern!

Okay, höre ich Sie sagen… und weiter?

Nun, Wasser ist kein Land. Und ich möchte über Wasser sprechen. Wasser ist, als ob man sich – zumindest an einer oder einigen Landesgrenzen – ausdehnt zu etwas, das weiter ist, größer als man selbst. An der belgischen Küste gibt es keine Grenze, fühlt sich der Mensch nicht eingeschlossen. Und das ist noch Peanuts im Vergleich zum Norden, Westen und Süden Frankreichs, sogar Deutschland und vor allem Spanien und Portugal, Italien und Griechenland kennen das gewaltige Gefühl des unbegrenzten Schauens. ‚Uneingeschlossenheit’. Sie haben weniger Nachbarn und einen weiteren Blick. Ins Unendliche.

Für die Österreicher sieht das doch etwas anders aus. Und es bestimmt meiner Meinung nach in großem Ausmaß ihre Mentalität. Mit so vielen Ländern rundherum entsteht vielleicht die Neigung zu Xenophobie? Wie tief verwurzelt ist die Angst, eines schönen Morgens aufzuwachen und acht andere Völker vor deiner Tür stehen zu sehen? Mit dieser Bedrohung kann der Österreicher nicht umgehen, selbst wenn er weiß, dass dies nicht geschehen wird… Es könnte geschehen, und das genügt für meine neuen Landsleute, noch stärker die Abgeschlossenheit ihres eigenen Hauses, ihres Dorfes oder ihrer Gemeinschaft zu suchen. Noch mehr in sich selbst gekehrt auf den Rest der Welt zu blicken, den sie eigentlich nicht sehen wollen.

Wer kein Meer hat, nennt wie der Wiener seinen See ‚Meer‘, und blickt von Ufer zu Ufer. Weiter geht es nicht. Wie schön der eingeschränkte Blick auch sein mag, das lebensnotwendige Uferlose existiert nicht. Sie schauen immer auf irgendetwas, die Österreicher. Das kann man wortwörtlich auffassen, aber auch im übertragenen Sinn. Einen massiven Berg in den Alpen denkt man sich nicht so einfach weg. Und wenn sie dann schon einmal ganz oben auf dem Gipfel stehen, sehen sie nur Täler. In erster Linie Täler. Für Luft müssen sie immer nach oben blicken. Wissen Sie, was das mit einem Menschen macht? Nicht waagrecht ins Unendliche blicken zu können? Dann läuft man ständig mit der Nase zum Himmel gerichtet herum. Es gibt geringere Gründe, in Therapie oder in die Kirche zu gehen.

Ich bin mir sicher, dass einem Tiroler, würde er an der französischen Riviera oder am Atlantik wohnen, das schmerzhafte Jodeln innerhalb eines Tages vergehen würde. Es gibt nichts mehr, zu dem oder gegen das man jodeln könnte, es gibt kein Echo mehr. Mit seinem eigenen Echo leben zu müssen, Tag ein, Tag aus, das hat doch etwas Beängstigendes!

Da sie nicht ihren ‚Blick auf unendlich‘ stellen können, stellen sie also ihren Verstand auf null. Denn wer will noch über etwas nachdenken, wenn es dafür keinen Raum gibt? Ich wünsche den Österreichern ein richtiges Meer mit hohen Wellen und viel Wind. Hin und wieder muss man einfach mal Frischluft schnappen, das Gehirn lüften und die Welt mit einem frischen Blick betrachten…

Reacties uitgeschakeld voor Verstand auf null, Blick auf unendlich

Opgeslagen onder Kolumnen auf Deutsch

Paus in de lift

Verschenen in De Standaard, 7 juni 2010

Het was een drukke dag geweest en ik wou zo snel mogelijk naar mijn kamer. Een late namiddag in Rome, op het nippertje nog een hotel gevonden niet al te ver van het Sint-Pietersplein, iemand die deze dagen – voor welke reden dan ook – in de buurt van het Vaticaan wil rondhangen, stelt vast dat in Italië de toeristische sector nog geen crisis kent. Ik wist dat het kamertje van vier op vier haar prijs niet waard was, maar wat doet een mens al niet voor een artikel.

Toen de enge lift tussen twee verdiepingen met een knerpende ruk bleef stilstaan, hoorde ik de man die achter me stond “Scheiße” zeggen. Ik keek vluchtig om, maar zocht snel de alarmknop en drukte. Er klonk één hol belsignaal, precies zoals ik me dat herinner van tram 7 die me in Gent naar school bracht en zijn halte verliet. Eén bel, ergens onder ons, hopelijk dicht genoeg bij de dikke man achter de kleine receptiedesk die daarnet nog ongestoord zijn krant zat te lezen.

Ik keek om en zag iemand die me in dit verre Rome niet als onbekend voorkwam. Die witte haren, de hese hoge “Scheiße”, zijn ouderdom, “Herr Ratzinger?” vroeg ik op goed geluk. Nou ja, geluk, ik zat nu niet bepaald op de Paus te wachten deze dagen, ik had de hele dag een lang gesprek met iemand die niet zo op hem gesteld was en dat laat natuurlijk ook sporen na.

Toen iemand van beneden iets naar boven schreeuwde, lachte de man kort en zei in het Duits: “Hij stuurt een technieker, maar er is veel verkeer. Ik hoop dat u geen dringende afspraak hebt?” Die had ik wel, met een dunne straal lichtbruin water uit de kleine douchekop en met het harde matras met groezelig dekbed.

“Roel,” zei ik en stak mijn hand naar hem uit. “Joseph,” zei hij en schudde wat oesterig en te lang. Toen ik hem vroeg of hij een dubbelganger was, mompelde hij dat een Paus niet mag liegen. Hij tekende met zijn duim een kruisje op de vier houten wanden van de liftkooi. “Biechtgeheim,” zei hij, “ik ben op weg naar mijn vrouw op kamer 31. Die is voor kort uit Duitsland overgevlogen om even bij te praten, en omdat Ursula nogal een grote mond opzet en het Vaticaan grote oren heeft…”

“Biechtgeheim heeft voor mij geen betekenis,” zei ik. “Trotzdem,” antwoordde hij op zoek naar een barst, een teken van vertrouwen, of wat daarvoor moest doorgaan. Ik moest kort leunen, scherpte mijn blik en pijnigde mijn hersenen… ik werd hier bijna zeker in de maling genomen.

“Uw vrouw?” vroeg ik. “Ja, ze stond vandaag op het Sint-Pietersplein, ik zag haar in het nieuws tussen alle andere vrouwen van priesters die opkwamen voor hun rechten. Ik had nochtans gevraagd dat niet te doen, maar wie ben ik?” Hij trok zijn neus op en vroeg: “En wat brengt u naar Rome? Uw geloof of uw niet geloven? Stoort het als ik even ga zitten?”

Hij klapte een stoeltje van de andere wand van de lift naar omlaag en liet zich zakken zoals alleen een oude, oververmoeide man dat kan, met een zware zucht na het neerkomen. “In zwart kostuum, zo zonder ornaat, zou u om het even wie kunnen zijn, ware het niet dat u zich de jongste maanden nogal in het nieuws hebt gewerkt,” zei ik. Hij keek me waterachtig aan en knikte. “Ik mis de schaduw,” zei hij zacht, “de lommerte van mijn studeerkamer en mijn boeken. Hoe veel kan een oude geestelijke zoals ik nog aan. Oostenrijker?” vroeg hij.

“Vlaming in Wenen,” antwoordde ik en liet me op de bodem van de lift zakken. Ik stond snel weer recht, ik wou niet moeten opkijken, daarvoor ontbrak me het respect. Toen ik na een korte stilte nogmaals op de gele knop drukte begon hij te lachen. “Maakt geen verschil, alles heeft zijn beloop, daar kan u, ja zelfs ik niets aan veranderen.”

“Het is dit ‘zelfs ik’ dat u gebruikt waarin het hele probleem gebakken zit,” zei ik, “ik hoop dat u dat begrijpt?” Hij dacht even na. “Ik voel wel dat u me niet mag, en daar hebt u waarschijnlijk alle redenen voor, maar kunnen we elkaar niet tutoyeren, de ruimte is te klein voor “u”, straks gaat de zuurstof nog uit aan “u”. Ik schreef in gedachten het woord “Paus” in mijn volgende column met een kleine “p”, die gedachte beviel me wel, ik had het eerder moeten doen. “Ik begrijp de haat, geloof me, ik begrijp de haat die ik op deze vierkante meter samen met jou moet inademen.” De paus had niet op mijn antwoord gewacht, misschien doen pausen dat niet, uit angst dat het antwoord hen niet bevalt.

“U zegt dat u de haat begrijpt,” zei ik, “waarom horen we dat dan niet? Waar blijft die verschrikkelijk luide schreeuw van verontwaardiging, de woede-uitbarsting die tot actie leidt? Waar blijft de nieuwe nederigheid, de hervorming waar de basis van de kerk om smeekt? Waar blijft een geloofwaardige volledige zuivering van het apparaat waar u aan het hoofd van staat? Waar blijft het antwoord op de vragen van de overlevers?”

Hij schoof ongemakkelijk heen en weer, haalde een nicorette uit zijn vestzak en bood er mij een aan. “Ik ken het leed van de slachtoffers waarover je spreekt,” antwoordde hij en slikte wat overvloedig speeksel weg. “Dat kent u niet.” Het tutoyeren lukte me niet. “Het zijn overlevers,” zei ik, “want de slachtofferrol hebt u zichzelf toebedeeld, door te proberen uit te leggen hoe het zover is kunnen komen en daarvoor begrip te vragen, door te spreken over ‘andere tijden’, door te proberen het gewicht van de kerk te minimaliseren en te claimen dat het in gezinnen veel erger is, veel vaker voorkomt, dus dat het in uw kerk nog zo erg niet is. Door geen concrete voorstellen tot compensatie te formuleren, door het onderzoek naar alle gevallen binnen eigen commissies te organiseren, door geen openheid te geven in alle dossiers en daders op een gepaste manier uit de kerk te verwijderen.

“Ik heb met slachtoffers gepraat,” zei hij luider. “Maar hebt u er ook naar geluisterd?” vroeg ik. Hij vroeg of ik dan precies wist wat ze willen? Of ik een duidelijke lijn zag in hoe ze geholpen wilden worden? Ik nam een in vier gevouwen blad uit mijn binnenzak en gaf het hem. Hij nam een bril en begon te lezen. “Excuses van de paus als hoofd van de kerk,” en las stil verder. Dan weer luidop “Excuses van de paus als Vaticaans staatshoofd,” gevolgd door stilte, “Openbaar maken van alle dossiers,” mmm, “Kerkelijk Recht ondergeschikt…”, “Burgerlijke meldpunten onder de controle van het gerecht….”, hij las zo’n vijf minuten in stilte verder. Hij vouwde het blad zorgvuldig langs de vouwlijnen dicht en stak het in zijn binnenzak zonder te vragen. Hij vroeg zich af waarom hem niemand ooit zo’n lijst gegeven heeft. “Wanneer heeft u er dan ooit naar gevraagd?” vroeg ik.

“En aan hoeveel klachten zitten jullie ondertussen in België?” vroeg hij en stak zijn bril weg. “Volgens mijn gegevens uit alle meldpunten, ook die buiten de Commissie, aan 951,” zei ik.

“Hoe tel je?” vroeg hij.

“Correct,” zei ik. Hij keek lang in mijn ogen en boog uiteindelijk het hoofd.

De lift schoot kort omhoog. “Elk beetje beweging in deze situatie is welkom,” zei de paus. “Zo is het met alles. Weet je dat Simenon ooit met Hitler in dezelfde Parijse lift zat?” vroeg ik.

“Ik hoop dat je daar niet te veel parallellen uit trekt?”

Ik zei dat ik mezelf nooit op het niveau van Simenon zou durven inschatten, en  hoewel hij begreep wat ik bedoelde, stak hij zijn hand uit en zuchtte: “Ik moet hier eens rustig over nadenken, maar onmogelijk is jouw lijstje niet.” Ik zei dat hij dat beter niet te rustig zou doen. Dat al te veel tijd is verlopen en de situatie er niet beter op wordt.

“Na het WM,” zei hij, “na het WM, ik krijg eerder niet al mijn mensen bijeen, ik moet hen ook wat rust gunnen. Kom je op 1 oktober ook betogen op het Sint-Pietersplein?” Ik zei dat ik zeker in de buurt zou zijn. “Goed, dan zien we elkaar hopelijk nog eens.”

Toen eindelijk de liftdeuren opengingen stapte hij diep voorovergebogen de gang in. Aan deur 31 draaide hij zich kort om. Hij haalde het papier uit zijn binnenzak en stak het als afscheid in de lucht. “Wanneer verschijnt het?” riep hij.

“Hopelijk voor het WM!”

Ik liet zijn biechtstoel voor wat hij was en nam de trap naar mijn verdieping. Te veel lift in Rome is voor niemand goed!

P.S. Op 11 juni 2010 (vier dagen na het verschijnen van deze column) vroeg de paus in naam van de kerk vergiffenis voor het pedofilieschandaal tijdens een eucharistieviering in aanwezigheid van 15.000 priesters op het Sint-Pietersplein in Rome.

P.P.S. Op 28 februari 2013 trad deze paus af. In de hoop hem snel te vergeten.

Reacties uitgeschakeld voor Paus in de lift

Opgeslagen onder De Standaard, Essays

De kerk en haar financiën: ook financieel schandaal bedreigt Paus Benedikt XVI

De bank van het Vaticaan, IOR, heeft rekeningen bij UniCredit Group (actief in 22 landen in Europa, wereldwijd 165.000 werknemers). In Oostenrijk bezit de groep Bank Austria. De Italiaanse maffia staat onder verdacht gelden uit ontdoken belastingen en witwasoperaties via rekeningen van de Vaticaanbank IOR (Instituto per le Opere di Religione) bij UniCredit ondergebracht te hebben.

Binnen de Italiaanse bankwereld bereidt zich een zwaar onweer voor als we Der Standard van 1 juni mogen geloven. Volgens de televisie-uitzending Reporter werden onderzoekingen uit 2006 over de weinig transparante transacties van de Vaticaanbank met de toenmalige Banca di Roma (nu UniCredit) in de kiem gesmoord. Dit werd door een ex-medewerker van die bank in een verklaring bevestigd. Reporter wordt zowat als het enige ernstige programma voor onderzoeksjournalistiek in Italië beschouwd.

Sinds meer dan 25 jaar bezit IOR een rekening bij het Banca di Roma-filiaal aan de grens tussen het Vaticaan en Italië, aan de Via della Conciliazione, waarop maandelijks transacties ter hoogte van 60 miljoen Euro verliepen. Bij de meeste van deze transacties is het niet geweten wie de titularis van de rekening is, noch wie er gebruik kan van maken. De rekeningen zouden op naam van de Vaticaanbank lopen, wat een inbreuk is tegen de Italiaanse wetgeving op witwaspraktijken.

Toen in 2006 bij een interne bankcontrole bij de Banca di Roma de verdachte IOR-rekening werd opgemerkt, zou niet alleen de bankpresident Cesare Geronzi maar ook het gerecht hiervan op de hoogte zijn gebracht. Geronzi gaf zijn vertrouwensman, Marco Simeon, die voor de relaties met het Vaticaan verantwoordelijk was, de opdracht zich met het probleem bezig te houden. Deze laatste zou erin geslaagd zijn het onderzoek naar deze affaire op een dood spoor te doen belanden.

In 2009 werd door het gerecht een nieuw onderzoek ingeleid. Het gaat om een klacht tegen onbekenden. Omdat het filiaal van UniCredit zich op Italiaanse bodem bevindt vallen de rekeningen onder de bevoegdheid van het Italiaans bankentoezicht. IOR wordt als buitenlandse bank beschouwd. Het vermoeden dat IOR als draaischijf voor het witwassen van maffiageld werd gebruikt wordt alsmaar groter. De ex-president van de IOR-bank, Kardinaal Marcinkus, heeft tot vandaag het gerecht kunnen ontlopen dank zij zijn diplomatenpaspoort. Zijn opvolger Angelo Caloia nam in de herfst van 2009 ontslag, naar aanleiding van een sterk vermoeden over zijn té enge banden met de maffia.

De journalist Gianluigi Nuzzi, beschrijft in zijn boek ‘Vaticano Spa’ (‘De BV Vaticaan’), de hooghartige houding ten aanzien van financiële ethiek. Vooral het feit dat enorme politieke omkoopbedragen door het IOR werden witgewassen en gedoneerde fondsen voor charitatieve doeleinden, of betalingen voor het opdragen van missen voor de zielenheil van de doden, door medewerkers van de bank te hooi en te gras een onwettige bestemming kregen. Volgens Philip Willan (“Geheimen van het Vaticaan: omkoping, witwassen en maffiaconnecties verschenen in juni 2009) zijn de aantijgingen van Nuzzi gebaseerd op interne documenten van het IOR, meer dan 4.000 in totaal, die door een ontevreden bankemployé uit het Vaticaan werden gesmokkeld. Volgens de Duitse financiële krant Handelsblatt is het IOR een van de meest ondoorzichtige banken ter wereld. Benieuwd of de Vaticaanse lobby er ook dit keer zal in slagen het geheim rond anonieme transacties via IOR in de doofpot te houden. Want het Vaticaan heeft zo haar eigen doofpotten, zoals we ondertussen weten. Het eigen vermogen van het Vaticaan wordt door het weekblad Der Spiegel op 1,4 miljard euro geraamd.

Reacties uitgeschakeld voor De kerk en haar financiën: ook financieel schandaal bedreigt Paus Benedikt XVI

Opgeslagen onder Essays