Ik denk nog net voor het binnengaan dat ik het komende uur best mijn tong niet zou uitsteken. Ik doe dat normaal ook nooit, maar vanavond moet ik er op letten. Als je na het drinken van een glas rode wijn de tanden poetst met Paradontax wordt de tong helemaal zwart. En ik wil uitgerekend in dit gezelschap geen opschudding. Niet vanavond. Ik heb beslist me hoe dan ook te gedragen.
Ik spreek ook niet over het nieuwe boek van Marion Kraske, ik ben wel zeker dat er Oostenrijkers rondlopen tijdens de receptie die nog maar eens beledigd zouden zijn. Ik praat ook niet over Van Rompuy en leg niet uit waarom ook hij – na Verhofstadt en Dehaene – naast de belangrijke EU-post zal grijpen.
Vanavond is smalltalk avond. En omdat ik daar niet goed in ben, ben ik eerder zwijgzaam.
Voor het eerst organiseert de Belgische Ambassade in Wenen een receptie in de Diplomatische Akademie, niet in de ‘Residentie’ die hoogdringend gerenoveerd moet worden. Het kader is de typische helle multifunctionele ontvangstruimte met statafels, hapjesbuffet in het midden, drankjes aan de zijkanten tegen de muur. In Wenen valt de dag van de Belgische Dynastie dit jaar op 11 november.
De nieuwe ambassadeur en echtgenote ontvangen tussen 18:30 en 20:30 en schudden beminnelijk de handen. Ik zie nogal wat heren handkussen, ook een paar andere ambassadeurs zijn uitgenodigd, waarvan het Japanse paar – dame in traditionele klederdracht – het meest opvallen. De Belgische Consul is er ook, een van de weinige in het Vlaams aanspreekbare vertegenwoordigers van ons land, het hoekje Vlamingen op de parketvloer is niet groot.
Ik verwijder het takje dille op een toastje met zalm, die dingen kruipen toch altijd ergens tussen, en vermijd te praten met mijn mond vol, wat maar weinig aanwezigen schijnt te lukken. Ik merk plots dat mijn linkerschoen bespat is. Het regent buiten en de straten liggen er niet te proper bij. Ik kijk op en probeer te zien of het iemand is opgevallen, de Ambassadeur misschien, toen ik binnenkwam en hem begroette, en daardoor meteen al een slechte indruk heb gemaakt? Maar de mensen zijn te druk met praten, een schoen van een onopvallende, onbekende en verloren medeburger valt niet op. Praten doe je op ooghoogte.
Wie niet meepraten vanavond zijn de paar honderd Vlamingen, Brusselaars en Walen die niet zijn uitgenodigd. Die geen kaartje in reliëfdruk van de Ambassadeur hebben gekregen. Die niet belangrijk genoeg waren, of niet interessant genoeg, of niet Belg genoeg. Die geen gepaste kleding in de kast hebben hangen, geen geïntegreerde landgenoten zijn of om welke reden dan ook niet in het kader of in dit gezelschap zouden passen. De zaal is nochtans groot genoeg.
Iemand vraagt naar een naamkaartje dat ik niet heb, een ander om mijn e-mailadres, nog een lieve dame naar het adres van mijn website, een musicus naar de link naar De Standaard-Online. Een Vlaamse dame vraagt waarom ik zo kritisch ben in mijn columns. Ik vertel haar dat de Oostenrijkse schrijfster Eva Menasse vanavond haar kritische openingsrede van de Boekenbeurs in Wenen afsluit met de woorden: “Wie kritiseert, heeft lief.” Dat kritiek soms gewoon een andere vorm van liefhebben is. Ze vindt dit mooi gezegd en stapt tevreden weg. Ik ook.
Het meisje aan de ingang wordt tegen half negen het meisje aan de uitgang, en van haar weet ik bij het buitengaan dat van de iets meer dan vierhonderd genodigden, iets meer dan de helft aanwezig was. Waarschijnlijk de verkeerde helft van de verkeerde en vooral onvolledige lijst genodigden. Misschien is het omdat de nieuwe ambassadeur nog maar een paar maanden in de stad is. Misschien voelt hij zich daarom nog niet de ambassadeur van alle Belgen in Oostenrijk.