Ik heb vandaag de Heilige Maria gezien…

Ik heb vandaag de Heilige Maria gezien. De Maagd bedoel ik. Zij mij ook.

Ik was op weg naar de supermarkt, zoals meestal op vrijdagnamiddag, ingeduffeld met sjaal en warme jas, als het wintert moet een mens zich beschermen. Er ligt van alles op de loer. Een Mexicaans griepje, een sluipende etterende angina of begin van een longontsteking, verantwoordelijkheid over het eigen lichaam groeit met de leeftijd.

Ze was me niet onmiddellijk opgevallen zoals ze daar stond, wat afzijdig en beschut in de plooi van het portiek, geleund tegen de glazen wand die bij het openschuiven van de deuren een paar millimeter meegaf en trilde. Ik had haar waarschijnlijk niet onmiddellijk herkend omdat ze normaal gekleed was, niet zoals ik van Maria zou kunnen verwachten, geen edel blauw lang linnen kleed met gouden bies, geen fijne sandaal uit lichtbruin leder die een bruingebrande voet omsluit, geen ragfijne zijden sjaal gesluierd om de zwarte lokken. Het is winter!

Het was de aura die me trof. Niet het soort zwevend kransje, niet het gouden aureool, niet de suggestie van heiligheid die ik van de prentjes ken. Ze had geen aura aan de ingangsdeur van de supermarkt, ze was aura, een en al aura.

Ik schatte haar ongeveer achttien, hoewel ik weet dat verschil in leeftijd ook het inschatten ondermijnt. Een man van mijn leeftijd heeft referentiepunten, vriendinnen, dochters, vriendinnen van dochters, en peilt meer op gevoel, verstand komt op de tweede plaats. Ik vond de situatie plots wat onwennig worden, tenminste voor mij, ik was het die al meer dan een minuut naar haar stond te staren en dat is lang voor een wat oudere vent die een meisje fixeert die zijn dochter kon zijn. Hoewel zij daar geen last scheen van te hebben, haar open gezicht waarop een gladde onschuld in een warme blik gebonden lag, haar houding waaruit geen enkele verwachting sprak, de vanzelfsprekendheid waarmee ze daar in haar hoekje stond, bijna nonchalant, als ik dat woord voor een heilige mag gebruiken. Ik was de voyeur. Zij zou dat nooit kunnen zijn.

Ik stapte licht verward door de glazen deur, keek nog kort om, stak een euro in de gleuf van de inkoopwagen en opende de rits van mijn jas. De warmeluchtinstallatie  bracht me terug naar mijn inkooplijst en ik vulde snel en systematisch mijn kar, ik weet hoe de rekken van een warenhuis worden gevuld.

Het kwam aanvankelijk als een shock – ergens tussen de wasmiddelen en de luiers – te begrijpen  dat ik onbewust toch een voorstelling van Maria had voor ik haar in levende lijve tegenkwam. Ergens is een beeld binnengeslopen dat ik niet heb afgeweerd. Een beeld van de veronderstelde moeder van God, de God die zo ver weg is, de theoretische zoon waarover ik wel wil discussiëren, waarover ik alles lees wat geschreven wordt, maar ook de God die puur onderwerp is, lijdend voorwerp misschien, maar daar houdt het op. Belijdenis is voor anderen.

Maria is oké. Zij zou nog kunnen, zeker zoals ze daar stond in het portiek. Het beeld is niet onaangenaam, de jonge vrouw heeft wel wat, de aura bedoel ik, die ik vandaag heb vastgesteld.

Ik krijg de lijst niet afgewerkt. Een boodschappenlijst leest anders tijdens het winkelen dan wanneer ze wordt opgesteld. Heb ik nu echt al deze dingen nodig of kom ik nog eens langs als de nood echt hoog is? Hoeveel keukenrollen moet ik in reserve hebben, en toiletpapier gaat snel maar met minder kan het ook. Misschien gaan we morgen wel uit eten en kook ik niet wat nu in de kar geschoven wordt?

Maar vanwaar plots die twijfel? Ik twijfel zelden, toch nooit tijdens de wekelijkse inkopen op vrijdag. Doch vandaag overvalt me twijfel die ik niet anders dan met Maria in verband kan brengen.

Mariologie is niet mijn sterkste punt en toch kan ik zeggen dat ik haar ken. Anders had ik haar niet herkend. Tussen de rayon conserven en hondenvoer heb ik een vrije blik op waar ze staat. Ze heeft haar linkerbeen opgetrokken en leunt met een voet achteloos tegen de muur. Hoewel ik Maria ook nooit achteloos zou willen noemen. Een vrouw die een Jozefshuwelijk aangaat weet waar ze mee bezig is. Die heeft nagedacht, berekend of niet, maar die staat niet losjes met een opgetrokken been tegen de zijmuur van een supermarkt.

Of ze me over God mocht vertellen, vroeg ze nadat ik had afgerekend. Ze stond kaarsrecht, straalde een perfecte mond tanden bloot, ademde een rust uit die ik sinds lang niet meer kende. De lucht, de paar centimeter ruimte tussen ons vibreerde, ik kon de zware inkooptassen niet meer dragen en zette ze langzaam naast me neer. Ze zoog mijn blik en bedwelmde mijn gedachten.

“Mag ik met jou over God praten, heel even maar?”

Zong ze of praatte Maria altijd zo?

“Over jouw zoon?” vroeg ik aarzelend.

“Als je het zo wilt zien, dan vertel ik je graag over mijn zoon,” zei ze minzaam.

Waarom ze daar behoefte aan had, vroeg ik en probeerde een houding te vinden die bij de Heilige Maria past.

“Misschien heb jij daar behoefte aan,” zei ze zonder vraagteken op het einde van haar zin.

Was er iets aan mij waaruit dat bleek? Had ik vanmorgen in de spiegel iets over het hoofd gezien dat voor Maria een teken was om me aan te spreken? Misschien zag ze dat ik moe was, of dat ik de trivialiteit inzag van het winkelen op een drukke vrijdagnamiddag, maar dat is nog geen reden om met mij over God te beginnen. Of zag ze dingen die ik nog niet wist? Er zijn immers zieners, ze kijken kort diep in de pupillen van je ogen en zeggen dat je binnenkort zult sterven. Kanker of levercirrose, hartaanval of hersenbloeding, vanaf een zeker leeftijd, weet je wel?

Ik had daar alvast geen behoefte aan. Ik praat zelden over God, eigenlijk alleen als me daar naar gevraagd wordt. Zoals toen ik mijn verblijfsvergunning invulde in het overdrukke kantoor op de vijfde verdieping van het districtgebouw in Wenen en gevraagd werd alsnog mijn geloofsovertuiging in te vullen. Toen dacht ik kort aan God, heel kort, eerder om hem uit te sluiten dan als een optie.

“God is geen optie,” zei ze vriendelijk maar vastberaden.

Nee, God is geen optie, ik was verrast dat ze wist waaraan ik dacht, maar ik was het ook duidelijk met haar eens.

“Een zoon is geen optie,” ging ze door, “die wordt geboren, groeit, valt en staat op, wordt volwassen en sterft. Behalve één.”

Hoe een woord voor mensen een andere betekenis kan hebben, dacht ik terwijl ik de boodschappentassen optilde en aan haar jong gestorven zoon dacht. Ik vertelde haar hoe ik noemde, zei dat we elkaar waarschijnlijk altijd in alles anders zouden begrijpen en wenste haar een fijne avond. “Diepvriesproducten,” voegde ik er nog aan toe met mijn hoofd wijzend naar de tas in mijn linkerhand.

Ik wachtte om te zien of ze nog iets te vergeven had. Een wereldtijdschrift of daklozenblad, de Toren of een zegen, mijn zonden misschien. Ze schonk me een milde warme lach.

Toen ik me na drie onzekere stappen kort nog even omdraaide, was ze weg.

Ik stak twee straten verder de sleutel in de voordeur van mijn huis toen iemand achter me vroeg: “Heeft u misschien mijn moeder gezien?”

Ik keek geschrokken om, maar zag Niemand.

“Ze stond daarnet nog aan de supermarkt,” zei ik luid tegen Niemand en nam de lift naar boven. Toen de liftdeur in de grendel klikte en de kooi begon te stijgen, leek het alsof die nooit meer zou stoppen.

Reacties uitgeschakeld voor Ik heb vandaag de Heilige Maria gezien…

Opgeslagen onder De Standaard, Essays

Reacties zijn gesloten.